woensdag 27 april 2011

Avondleegte.

jouw ogen spreken over vergeten
terwijl mijn hongerige blikken
rusten op je gelaat

bedachtzaam kom je nader
doorbreek je de weerstand

ik druk me tegen je aan
bang dat ik hierna
niets meer zal voelen
buiten avondleegte

wij weten dat dit spel
niet kan voortduren
uitgespeeld blijven teveel
ongesproken woorden hangen

game-over zeg je alleen als
er teveel gebroken is om te maken

onze strijd is gestreden
onze schepen zijn vergaan

wanneer ik je loslaat
zullen wij niet meer bestaan

zondag 24 april 2011

Verlangen naar.

Dit ben ik zonder u
met vezels smachtend om de uwe te raken
een lichaam vervuld van verlangen
klaar om u te begeren

Na 40 dagen ontbering
verschuil ik me
terwijl de laatste dagen van stilte
schreeuwen, branden, verscheuren

Roekeloos wil ik u liefhebben
een laatste keer
een eerste keer

Wanneer regels ontbreken
tussen u en mij
geen consequenties
die het vervolg verbreken
mijn hart verstommen
mijn vezels het zwijgen opleggen

Wanneer dat wat heerst
onzichtbaar wordt
kan ik u roekeloos liefhebben
een eerste keer
een laatste keer

dinsdag 5 april 2011

Dode Taal.

Wij spraken een taal zonder woorden
waarvan jij de letters vergat, ik de klanken
Jij las me, ik schreef je
Wij waren een relaas
het manuscript van een verbond
vol tekens die een vreemde niet begreep
Jij was de tolk van het spijkerschrift
en de moeilijkste hiëroglief
de vertaler van mijn Latijn
Jij kon me spellen terwijl ik je analyse maakte
Wij waren een volmaakt lexicon
verkrijgbaar in twee delen
tot stilte ons tot slaven maakte
en onze taal verloren ging

De uitgeleide.

Op donderdag liepen studenten door de stad om
een stuk van de nacht te proeven.
Het was feest die avond, want u kijkt naar mij
en er is vuurwerk in de straten. Die blik zegt veel
en zo begint het.

Een knipoog, een lach, een zoen,
wat volgde was de logische opeenvolging van
twee amoureuze harten die elkaar het hof maakten.
Al struinend door de straten kwam al gauw een
"'k zien a gère" uit de monden die samen een geheel vormden.
Wij stonden in vuur en vlam en passie werd onze laatste naam.

Een geheel waren wij samen, een deel van een stad.
Rechteroever was van ons en linkeroever een plaats om
naar uit te zien vanaf de kade en het vlot.

We beloofden elkaar eeuwigheid en toen kwam de miserie.
Je verloor een thuis, een plaats waar je verleden maar niet je toekomst ligt.

In de haven lonkten de schepen naar je. Vijf jaar had je ons en deze
stad gegeven. Het was tijd om te gaan.
Je wou hier weg, je verliet onze stad.

Daar stonden we dan, onvoorwaardelijk verbonden
door een stad, door een vlam, door een bonzend hart.

Op rechteroever verliet de liefde de stad
en wij werden vergeten.