in de stilte
sluipen vragen
als koude in de tram
onzichtbaar met
het lichaam mee
bevroren kan ik
geen kant meer uit
als huiver mijn
ruggengraat streelt
ongelovig
als een Thomas
op zoek naar
de adder
in het gras
sluit slot stilaan de deur
dit grenzeloze geluk
is voor mij
een wereld te vreemd